Artikel: Liliane Fonds

Interview Liliane Fonds, met Geert Dollevoet (directeur) en Lily Gronert-Brekelmans †, oprichtster van het Liliane Fonds. Nog steeds deel ik graag het interview dat ik had met Lily Gronert-Brekelmans over het Liliane Fonds. Op 16 februari 2009 is zij overleden.

Dit was haar gedachte/visie:
Ik voel en weet van binnen dat er iets niet klopt.
Ze horen erbij. Ze horen bij mij, deze kinderen.
Zij zijn deel van mij en ik van hen…
We zijn allen één.                                             
Eén druppel zet veel in beweging…       


HET LILIANE FONDS, EEN STICHTING VOL LEVEN

Lily Gronert-Brekelmans, de inspirator achter het Liliane Fonds, was in 1976  geraakt door Agnes, een gehandicapte meisje in Indonesië. “Ze hoort er weer bij, ze maakt uit!” Dat is wat Lily dreef toen ze het Liliane Fonds oprichtte in 1980 en het eerste kind hielp om een plek te krijgen in de maatschappij, ondanks haar handicap.

Ik, als ondernemer en met mijn vak ‘energie-management’ en de essentie binnen organisaties, was geraakt door het aantal gehandicapte kinderen dat het Liliane Fonds per jaar helpt, namelijk 50.000 kinderen!

Perplex was ik toen ik hoorde dat het Liliane Fonds daarvoor:

  • 26 medewerkers in dienst heeft;
  • 100 vrijwilligers die twee dagen per week voor de stichting werken;
  • 25 vertalers (ook vrijwillig);
    50 vrijwilligers die beschikbaar zijn voor voorlichting en representatie;
  • 2.000 tussenpersonen verspreid over 80 ontwikkelingslanden, die zorgen dat de kinderen daadwerkelijk naar het ziekenhuis gaan, revalideren en motiveren ze dan om vooral niet te stoppen, ook al doen die nieuwe beugels waardoor ze kunnen lopen pijn.

 

Hoe krijgt het Liliane Fonds 2.200 mensen in beweging om samen 50.000 gehandicapte kinderen per jaar te helpen?

Ik vraag aan Lily wat haar 25 jaar geleden inspireerde.
Lily: Ik ben van kind af aan een zittend kind geweest, doordat ik polio heb gehad, en ik heb mij altijd gehandicapt moeten redden en waardoor ik vaak zat na te denken en veel meer voelsprieten had, dan andere kinderen. Want als andere kinderen bezig waren, dan zat ik dikwijls aan de kant.

Het ‘gedachtegoed’ van het Liliane Fonds is “Je hoort erbij. Je mag er zijn, wie je ook bent!”. Maar het Liliane Fonds is niet een ‘idee’ geweest, ik denk dat het gewoon mijn levensinstelling is geweest, hoe ik in het leven stond, dat ik liefde voelde voor mijn medemens. Hoe het voor mij in het leven werkt. Ik heb me altijd meteen bij mensen betrokken gevoeld. Emoties van mensen aangevoeld, de pijnen, de onmogelijkheden en het verdriet en ik wilde al die mensen aandacht geven.

Toen ik na bijna veertig jaar weer in Indonesië kwam, mijn geboorteland, was er een meisje dat ook polio had gehad. Ze zat bij de zusters te werken op een naaimachine. Ze was afgestaan, haar ouders hadden geen geld voor haar, dat is alleen maar duur. De zusters hebben toen voor haar gezorgd. Ze zat met een hand-naaimachientje te werken. Wij zeiden ‘zou het niet handig zijn als zij een trap-naaimachine krijgt’. Haar ene been was niet meer goed, maar de andere nog wel. In Nederland ben ik het overal gaan vragen en heb ik verschillende stichtingen benaderd, maar die zeiden allemaal: ‘Nee dat doen wij niet. Als je daar een naaischool kent die honderd naaimachines nodig heeft, dan kunnen wij daar wel eens naar kijken. Maar zo kleinschalig, dat is voor ons niet te controleren’. Toen zijn we gaan sparen…


Hoe hebben jullie deze basisgedachte helder weten te houden?

Lily: Ik heb heel vaak gezegd dat als wij zeggen ‘iedereen is belangrijk, iedereen hoort erbij, dan is dat niet alleen in de derde wereld, dan wordt het een ver van mijn bed show, dan is het ook hier, heeft iemand wat, een sterfgeval, problemen, nou dan zijn wij er ook voor elkaar’.

En de interne nieuwsbrieven, die ik al gauw had, kon ik mijn gedachten en mijn visie in kwijt: “Het gaat bij ons om een ding: het gaat er niet om dat wij er niet honderd miljoen zouden willen helpen, maar wel stuk voor stuk. Het gaat om het kind dat verborgen leeft, het kind dat opgespoord moet worden, dat nu aan de kant staat, wat arm is, wat geen geld heeft om revalidatiecentra of hospitals te bereiken, niet eens een dubbeltje voor de bus kan betalen, dat soort kinderen, die helemaal geen kans hebben. Die willen we helpen”. Deze nieuwsbrieven en al die brieven naar de tussenpersonen zijn eigenlijk de geest geweest van het Liliane Fonds die over de oceanen heen ging waaieren. Want in die brieven daar sprak de taal van de liefde, van het meeleven met een ander. Bijvoorbeeld door vragen als ‘hoe is het gegaan en kun je het allemaal aan en heb je hulp nodig?’. Alsof  je een vriendin bent.

We hebben heel vaak gehoord van onze tussenpersonen in de ontwikkelingslanden: “Jullie steunen ons enorm met jullie financiën, maar jullie brieven zouden we helemaal niet kunnen missen. Want jullie brieven geven ons kracht en moed om door te gaan en het resultaat te zien en de vreugde weer te kunnen delen.”  Ja, en dan krijg je dat familie gevoel. In het begin sprak ik ook altijd van één familie.

Geert, hoe vertaal je dat naar het aansturen van al die mensen?

Geert: Mijn visie is dat iedereen die hier werkt of komt, dat die zich thuis mag voelen, meetelt, zoals dat kind eigenlijk ook mee moet tellen. En dat is de bodem. Dan moet je een voorbeeldfunctie daarin hebben, als leidinggevende zeker. Er is geen verschil tussen mij en de medewerkers. Als mens zijn we gelijk. Het helpt wanneer iemand het moeilijk heeft, dat hij dan de ruimte krijgt. Een voorbeeld: een van de medewerkers had iemand dicht bij zich verloren. Vanuit het Liliane Fonds gaf ik haar de ruimte door te zeggen: “Kijk maar wat je doet, wil je thuis  rouwen, of juist hier. Kom je is het goed, kom je niet, dan is dat ook prima. Ben je hier en valt het tegen na een uur, dan ga je gewoon weer. Wil je praten, kijk maar wat je doet. Je bent welkom, niets hoeft, alles mag. Kijk maar.”  Ik kan dat niet inschatten, zo’n rouw proces. Achteraf zei ze: “Weet je wat mij heeft geholpen, dat ik hier weer naartoe ging. Ik moest weer iets. Anders  was ik thuis blijven piekeren”. Die ruimte geven, dat geldt voor heel veel situaties.

 

Hoe gaat het Liliane Fonds om met ‘groei’ ?

Lily: Het Liliane Fonds is voor mij nooit een ding geweest, of een bedrijf of een kantoor, het werk, ook al was het veel werk, het is een hart geweest, een hart waar ik veel zorg voor had. Dat ik gelukkig wilde maken en wilde laten voelen, je hoort erbij.
Geert: Het is fijn om te zien dat er meer kinderen worden geholpen, niet het groter worden, dat is geen doel op zich. Als we meer kinderen kunnen helpen, waarom zouden we dat dan niet doen, maar het moet ook geen doel op zich worden. Het moet iets harmonisch hebben. We proberen 10% meer te helpen.

Waar komt die 10% vandaan?

Geert: Je kunt twee problemen krijgen. Je hebt twee keer een draagvlak nodig. Als je geld wilt hebben, moet je hier in Nederland een draagvlak hebben. En dat doe je niet zomaar even, dat moet niet op een agressieve manier, maar op een integere en natuurlijke manier. En willen wij het geld op een goede en verantwoorde manier besteden, dan hebben we nog een ander draagvlak nodig. Want zonder integere, betrouwbare lokale contactpersonen, heb je niks. Want dan stuur je het geld op en als je kind dan niet geholpen wordt, dan heb je nog niets. Dus de zorgvuldigheid vraagt dat we op een natuurlijke manier groeien.


Lily, wat heeft het Liliane Fonds jou opgeleverd?

Lily: We hebben het samen gedaan, zeg ik altijd. “Maar jij bent het zaadje geweest”, zeggen ze dan. Maar dat zaadje gaat niet groeien, als er geen water gegeven wordt, als er niet geharkt wordt als er geen onkruid gewied wordt. Dat zijn wij allemaal met elkaar, daar krijg je weer die eenheid. Ik, Lily, kan niets alleen. Ik heb dat idee niet eens zelf bedacht, dat is mij ook ingegeven.
Dus voor mij heeft het me even veel opgeleverd als ik ervan geleerd heb.

Met dank aan: Lily Gronert-Brekelmans en Geert Dollevoet.
Interview door: Annelita Reinders